Als hagel valt het water van over mijn hoofd, schouders, en de rest van mijn lichaam op de vierkante zwarte tegeltjes op de grond. Het verdwijnt samen met haren, schilfers en zeepresten in de gaatjes van het putje. Weg. Bij mijn tenen kriebelt het - onderaan een beetje geel uitgeslagen - kleed. Hard proberend het water te keren dat ik zo wild in het rond gooi. Haar symmetrische figuren die recht over haar witte gedaante lopen lijken dikker, dan weer magerder te worden. Soms moeilijk te zien door de dampende en stomende lucht. Dan zie ik het doek weer zo helder als glas - altijd half vol. Het Blokker-ding, vastgeketend aan plastic ringen, om een witte buis, geklemd tussen de witte muren in mijn badkamer.